Recensie van De gewichtlozen van Valeria Luiselli
Eerder gepubliceerd in De leeswolf 3 (2014): 193
Soms lijkt het alsof Valeria Luiselli (Mexico-Stad, 1983) een eeuw te laat geboren werd. Haar debuut ‘Valse papieren’ (2010, Nederlandse vertaling 2012) ademde al een sfeer van decadentisme. In die inventieve essaybundel flaneert Luiselli met veel spleen langs ruïnes en kerkhoven, op zoek naar sporen van verloren tijden en geesten van vergeten schrijvers. Hetzelfde bewustzijn van de literaire traditie en dezelfde neiging naar de l’art pour l’art-esthetiek (het schaven aan de perfecte vorm, de voorkeur voor artistieke reflectie boven de representatie van de sociaal-politieke realiteit) komen tot uiting in haar debuutroman ‘De gewichtlozen’.
Met die houding is Luiselli een van de buitenbeentjes in de hedendaagse Mexicaanse literatuur. Daar waar een kartel middelmatige romanciers zich al jaren zonder al te veel literaire aspiraties stort op het aanhoudende drugsgeweld, zoekt Luiselli aansluiting bij de rijke Latijns-Amerikaanse kosmopolitische traditie. Geen wonder, als je weet dat ze als diplomatendochter opgroeide op drie verschillende continenten − onlangs nog publiceerde Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift (nr. 121, winter 2013) het verhaal ‘Pretoria’, een ontroerende en ongedwongen getuigenis van haar tienerjaren in Zuid-Afrika.
De gewichtlozen is opgebouwd uit korte fragmenten, waarin een schrijfster laveert tussen de herinneringen aan haar jonge jaren als bohémienne in New York en haar huidige leven als echtgenote en moeder van twee kleine kinderen. In haar eerste leven verwondert ze zich als een soort intellectuele Amélie Poulain over allerhande grootstedelijke toevalligheden en teleurstellingen. Ze werkt als redactrice voor een uitgeverij en haar baas is erop gebrand om de nieuwe Roberto Bolaño te ontdekken. Zelf raakt ze in de ban van ene Gilberto Owen, een Mexicaanse poète maudit die aan het eind van de jaren twintig ronddoolde in the Big Apple. Krijgt ze haar baas zover om het werk van Owen te publiceren? Het nieuwe leven blijkt daarentegen een stuk prozaïscher. Gehinderd door een achterdochtige echtgenoot en twee kinderen die nu eens jengelen of ziek zijn en dan weer nieuwsgierig en schattig uit de hoek komen, werkt de vertelster aan een roman die alsmaar meer begint te lijken op de roman die we aan het lezen zijn.
Als er een schrijver is waaraan de thematiek van De gewichtlozen doet denken, dan is het natuurlijk Bolaño zelf: de ontluiking van een artistiek bewustzijn in de wereldstad, de zoektocht naar een geheimzinnige miskende schrijver… het zijn meer dan alleen maar knipogen naar De wilde detectives (1998), het verhaal van drie jonge dichters uit Mexico-Stad die een waanzinnige zoektocht ondernemen naar de verdwenen dichteres Cesárea Tinajero. Zoals wel meer hedendaagse Spaans-Amerikaanse debuutromans, is ook De gewichtlozen enigszins schatplichtig aan Bolaño’s gefragmenteerde en onovertroffen künstlerroman. Dreigt Bolaño’s invloed de verbeelding van vele jonge collega’s te steriliseren, dan lijkt die Luiselli vooral te stimuleren om een eigen stem en stijl te ontwikkelen. In De gewichtlozen vinden we maar weinig sporen van de tomeloze expansie en bijhorende imperfectie die een boek als De wilde detectives zo onweerstaanbaar maken. Voor Luiselli lijkt schrijven vooralsnog eerder een zaak van denken en polijsten.
Bij momenten leunt De gewichtlozen sterk aan bij de twee grootste nog levende metaliteraire tovenaars uit de Spaanstalige wereld: Enrique Vila-Matas (1948, Spanje) en Ricardo Piglia (1940, Argentinië). Net als deze twee schrijft Luiselli vanuit het besef een laatkomer te zijn, vanuit de overtuiging dat een hedendaags schrijver gedoemd is tot het plaatsen van voetnoten bij de literaire traditie – een idee dat Vila-Matas op de spits drijft in Bartleby & Co. (De Bezige Bij, 2007). En net als deze twee bollebozen weet ze dat er maar een manier is om zich niet te laten verpletteren door de boekenkast (een schrik die een mens al eens om het hart slaat tussen de beweegbare schappen van de moderne bibliotheken): het doen vervagen van de grenzen tussen de noten en de tekst die ze zogezegd becommentariëren. En jawel, voor je er erg in hebt, neemt ook de melancholische Owenhet woord in De gewichtlozen, en beginnen de schimmen van beide vertellers elkaar te overlappen.
De gewichtlozen lokte tegenstrijdige reacties uit in de Vlaamse vakpers. Terwijl Annick Vandorpe (De Morgen, 19.03.2014) en Marijke Arijs (De Standaard, 04.04.2014) de geraffineerde stijl en structuur de hemel in prezen en de schrijfster een toekomst voorspelden aan het literaire firmament, werd Roderik Six (Focus Knack, 26.03.2014) geeuwerig van “het flinterdunne verhaaltje dat De gewichtlozen op een sukkeldrafje gaande houdt”. Inderdaad, wie van meeslepende verhalen houdt, is bij Luiselli voorlopig aan het verkeerde adres. Tot nog toe is ze een writer’s writer die je vooral verleidt door de inspirerende gedachten en beeldende taal waarop je om de paar fragmenten botst. Neem nu, bij wijze van voorbeeld en slot, deze beschrijving van een van Owens vrienden: “Homer, de blinde, had een oog dat groter was dan het andere. Een van de twee, het kleine, hield zich voortdurend onbeweeglijk op in de buurt van zijn traanbuisje. Het grootste draaide in zijn violette holte rond als een gedesoriënteerde witte vogel – hij leek op een duif die opgesloten zat in een kerk of in een treinstation, en die met zijn vleugels tegen het raam sloeg (133)”. Hierom lees je Luiselli.
Luiselli, Valeria
De gewichtlozen. Amsterdam, Karaat, 2014
reageren