Vandaag gaat in de Nederlandse bioscopen de Mexicaanse film La jaula de oro in première. Een indringende, ontroerende en ook dwingende film, zo actueel als kan zijn en terecht al op vele festivals bejubeld. Toch bleef conSentido achter met een vagelijk dubbel gevoel.
Elke immigrant in de Verenigde Staten heeft zijn eigen droombeeld van het beloofde land, zijn heimelijke american dream, soms met een succesvol einde maar evenzo vaak eindigend in een desillusie. Allemaal hebben ze ook hun eigen verhaal over de reis er naartoe. Wanneer die over land gaat, zoals bij vrijwel alle immigranten uit Latijns-Amerika het geval is, leveren die verschillende reizen de heftigste, verdrietigste maar ook mooiste verhalen op. De van oorsprong Spaanse maar zelf ook in de VS zijn de Amerikaanse droom nagejaagd en nu in Mexico woonachtige regisseur Diego Quemada-Díez hoorde honderden van zulke verhalen en bundelde die tot drie geschiedenissen, verteld door middel van drie jonge tieners die van Guatemala de grote reis naar Los Angeles willen maken. Deze karakters schitteren in La jaula de oro (‘de gouden kooi’), een documentaireachtige speelfilm die deze normaal zo anonieme migranten een gezicht en een eerbetoon wil geven.
Juan (Brandon López) en Sara (Karen Martínez) zijn twee tieners die besluiten vanuit hun arme thuis in Guatemala de gok te wagen. Ze willen niets liever dan weg uit de buurt waar ze wonen, en op weg naar een gouden toekomst in het noorden. Hun derde metgezel en vriend Samuel besluit halverwege niet verder te willen en keert terug huiswaarts. Voor hem in de plaats sluit de jonge ‘indiaan’ – zoals Juan hem noemt – Chauk (Rodolfo Domínguez) zich bij hen aan. Hij spreekt geen Spaans en tussen de twee jongens ontstaat een gespannen strijd omdat Juan zijn rol als leider niet zomaar op wil geven en al helemaal niet te spreken is over het intieme contact dat tussen Chauk en Sara ontstaat. Sara, die zich voor de barre tocht als jongen verkleedt, haar borsten afgebonden en haar haar kortgeknipt, is door beide jongens gecharmeerd maar het wordt hoe langer hoe duidelijker dat op deze tocht geen ruimte is voor opbloeiende liefde.
De film is geschoten in de neorealistische stijl van bijvoorbeeld Quemada-Díez’ leermeester Ken Loach, bij wie hij jarenlang camerawerk heeft gedaan. Het verhaal is geheel chronologisch en de stijl staat in dienst van het verhaal. Spaarzaam zijn de mooie en soms poëtische momenten, vaak opgevolgd door harde scenes waarin de wrede realiteit zich opdringt. De op zich prachtige natuur komt rauw op je af en de brandende zon kent geen genade, net als de verschillende personen die de jongeren de weg versperren. La migra (de grenspolitie), gewapende bendes, coyotes (mensensmokkelaars) en drugsdealers; er duiken overal gevaren op en een helpende hand komt slechts af en toe langs.
De titel is afgeleid van de corrido ‘La jaula de oro’ van de Mexicaanse band Los Tigres del Norte, die gaat over de wanhoop van Mexicaanse migranten die in de Verenigde Staten in een ‘gouden kooi’ terecht zijn gekomen; een knellende en ongastvrije werkelijkheid van slecht betaald werk, illegaliteit en heimwee naar eigen land. Dit thema is al in verschillende films behandeld, zoals Sin nombre of de documentaire Which way home (allebei uit 2009). Toch kan dit verhaal, zolang de absurde werkelijkheid van de rigide grenspolitiek wereldwijd niet verandert, in de ogen van Quemada-Díez, niet vaak genoeg verteld worden.
De film opende dit jaar het Movies that Matter-festival en won verschillende prijzen in Cannes, San Sebastian en andere festivals. Regisseur Quemada-Díez vertelt overal waar hij komt vol overgave over zijn eigen achtergrond, het productieproces van deze film en de politieke context waarin de film volgens hem geplaatst moet worden. Toen hij zelf naar de Verenigde Staten vertrok had ook hij een Amerikaanse droom voor ogen, maar die was voor een nobody in de filmwereld nog niet zo makkelijk te realiseren. Hij ontmoette in Los Angeles vele latino’s, gevangen in een leven zonder papieren en vol rotbaantjes en dito status, en begon in te zien hoe de droom voor veel migranten een illusie blijkt. Hij verhuisde zelf naar Mexico en van daaruit zag hij dagelijks honderden migranten per trein het land doorkruisen, op weg naar het noorden. Hij nam uiteindelijk zeshonderd getuigenissen op van latino’s die de oversteek probeerden te maken.
De grote kracht in de film zijn de jonge acteurs, de meeste zonder enige ervaring en allemaal natuurlijk in de rol die ze spelen. Hun blikken en handelen, soms kinderlijk nog, vaak hoopvol maar ook angstig en onzeker, dragen de film en dwingen de kijker tot empathie. De innerlijke reis die vooral Juan doormaakt, geeft het verhaal de nodige diepgang. Symbolisch zijn de verwijzingen naar het aloude rolpatroon van de cowboy en de indiaan, belichaamd door Juan en Chauk. Die strijd, alsmede het nog immer aanwezige racisme tegenover de inheemse bevolking van Midden-Amerika, wilde Quemada-Díez naast de migratieproblematiek in zijn film aankaarten, misschien iets te graag en expliciet. Door van Chauk in de film een welhaast goddelijk wezen te maken, zonder enige materiële of egoïstische verlangens, met een poëtisch wereldbeeld en dicht bij de natuur bovendien, schiet hij zijn doel op momenten voorbij. Het uiteindelijke lot van Chauk in de film is naar eigen zeggen bedoeld als verwijzing naar de gruwelijkheden die de inheemse bevolking onder de Spanjaarden te lijden had, maar komt aan als nieuwe klap in het inheemse gezicht, uitgedeeld door een Spanjaard bovendien.
Met de honderden verhalen die de regisseur heeft gebruikt om tot de uiteindelijke vertelling te komen, heeft hij de migranten een stem willen geven. Om de perfecte acteurs te vinden voor de karakters – hij wilde dat ze zo dicht mogelijk bij hun personage stonden – zag de filmploeg duizenden Guatemalteekse kinderen en nog eens evenzoveel in Chiapas, Mexico. Cinematografisch een prachtig verhaal, duizenden arme sloebers naar een casting laten komen die misschien hun ticket naar succes zou kunnen betekenen, maar je kunt je afvragen of dit niet wat neigt naar het neokolonialisme dat Quemada-Díez juist zo verafschuwt.
Dit doet overigens niets af aan de succesverhalen van de drie acteurs die uiteindelijk zijn gekozen voor de hoofdrollen. Rodolfo Domínguez (Chauk), van tzotzil-afkomst, was voor hij aan de film meedeed, nooit zijn provincie in Chiapas uit geweest en sprak, net als Chauk, zelfs nauwelijks Spaans. Ook de andere twee jonge Guatemalteekse acteurs wacht een hoopvolle toekomst. En gelukkig hoeven zij daarvoor zelf de levensgevaarlijke treinreis niet meer te maken.
reageren