Latin America Magazine.
 

Jaguars in de boter

06-11-2012 by Jasper Vervaeke

Recensie van De toespraken van de bekkenknijper van Julio Cortázar

Eerder verschenen in De Leeswolf 1 (2012): 14-15

 

Alles moet steeds sneller, compacter en flitsender: een gunstiger tijdgeest voor een revival van het kortverhaal is nauwelijks denkbaar. Maar is het in het geval van het Nederlandse taalgebied niet gepaster te spreken over een eerste echte opleving? Terwijl de roem van een behoorlijk aantal Spaanstalige en Angelsaksische schrijvers gestoeld is op kortverhalen, zijn de voorwaarden voor het kweken van een kortverhalentraditie hier nooit echt aanwezig geweest. Hoewel zoals overal ook hier veel prozaschrijvers beginnen met verhalen, schakelen de meesten zodra ze kunnen over op het dominante genre: de roman.

Geen wonder, want wie zich op kortverhalen wil toeleggen, loopt het risico vooral zijn eigen lade te zullen vullen: de literaire tijdschriften zijn even bedreigd als de axolotl, en tenzij de schrijver befaamd is, staan maar weinig uitgevers te springen om een oorspronkelijk Nederlandstalige dan wel vertaalde verhalenbundel uit te brengen. Niet het minst omdat ze weten dat als de inkrimpende literaire bijlagen al eens een bundel oppikken, ze er doorgaans hoogstens een signalement aan wijden.

In zo’n literair klimaat kun je de verschillende reeksen van uitgeverij Voetnoot natuurlijk alleen maar toejuichen. Door aandacht te schenken aan korte teksten van zowel Nederlandstalige als vertaalde schrijvers, gaat de uitgeverij bewust in tegen de hegemonie van de roman. De reeks ‘Perlouses’ richt zich op de Franstalige literatuur en heeft daarbij ook oog voor teksten die door buitenlandse auteurs in het Frans werden geschreven. Zo verscheen het handvol microverhalen dat de Argentijnse Parijzenaar Julio Cortázar (1914-1984) rechtstreeks in het Frans schreef onlangs onder de titel De toespraken van de bekkenknijper.

De betreurenswaardige vergetelheid waarin Cortázar in het Nederlandse taalgebied gesukkeld is, heeft ongetwijfeld veel te maken met de hierboven aangehaalde stiefmoederlijke behandeling van het genre waarin hij uitblonk. Dat hij bij ons niet dezelfde bekendheid geniet als die andere drie iconen die de Spaans-Amerikaanse literatuur in de jaren zestig en zeventig op de wereldkaart hebben gezet, is des te ironischer omdat hij in Brussel geboren werd. Terwijl de romans van Gabriel García Márquez, Mario Vargas Llosa en Carlos Fuentes hier veelvuldig herdrukt en gelezen worden, is de baanbrekende postmoderne roman Rayuela, een hinkelspel (1963) het enige werk van Cortázar waar hier en daar nog een recente uitgave van te vinden is. Wie zoekt naar de meesterlijke kortverhalen van bijvoorbeeld Bestiarium (1951) of Einde van het spel (1956), is aangewezen op de bibliotheek of mag hopen om in een tweedehandsboekenwinkel op de vertalingen uit de jaren tachtig te stuiten.

Maar gelukkig is er nu dus De toespraken van de bekkenknijper, een boekje dat veertien staaltjes van Cortázars schrijfkunst bevat. In ‘Geweigerd door Maggi en zelfs door Knorr’ legt de auteur uit hoeveel vesten je kwijt kunt in een soepketel; in ‘Dus daarom ondervinden wij veel hinder van de jaguars’ gaat hij dan weer in op de overlast die die diersoort wel eens genereert in het dagelijkse leven: ‘Laten we wel wezen, wij ondervinden verdomd veel hinder van de jaguars. Bij ons thuis in de Rue Blomet is het een en al jaguar. Je zou het niet zeggen want je ziet ze nauwelijks, maar dat hoort eigenlijk helemaal bij hun manier van er zijn en van zich binnenmurwen. Geloof het of niet, je vindt ze ’s morgens zelfs in je boter’.

Het moge duidelijk zijn dat Cortázar zich in deze stukjes vooral van zijn meest ludieke kant laat zien. Meestal doet hij dat door middel van absurde humor, soms ook door te experimenteren met de vorm — in ‘Wij betreuren de’ slaagt hij erin een verhaaltje te vertellen zonder ook maar één zin af te maken. Het zijn stuk voor stuk fragmenten die je kunt lezen tussen twee tramhaltes, maar sommige dagen je wel uit om je de rest van de rit af te vragen wat er toch schuilt achter die verraderlijk frivole façade. Dat kan simpelweg niets zijn, maar vooral ook van alles, van metaliteraire reflectie tot overpeinzingen over zonderlingen die tegen de stroom oproeien.

De toespraken van de bekkenknijper is een blikje Cortázarconcentraat: zijn typische speelsheid en fantasie worden hier in de puurste vorm geserveerd. Voor de toevoeging van een directere link met de werkelijkheid en een sterker uitgewerkt verhalend element, is het vooralsnog wachten op een heruitgave van de in 1995 door Meulenhoff gepubliceerde Verzamelde Verhalen.

Cortázar, Julio
2011    De toespraken van de bekkenknijper. Amsterdam: Voetnoot

 

reageren

more Art and Media

more Reviews

more Argentina