Hoeveel onrecht en ongelijkheid rechtvaardigt een gewapende strijd van het volk? Halverwege het omvangrijke boek De Pizarro’s van Robert-Jan Friele (1978) staat een zin die de kern van zijn verhaal mooi vat. De setting is Colombia, het jaar 1983. De zin luidt: ‘Het is een beslissing die met de wijsheid van achteraf moeilijk te rechtvaardigen lijkt, maar op dat moment won […] het rotsvaste geloof in de wapens het van het verstand.’ Friele heeft net omschreven hoe de Colombiaanse guerrillabeweging M-19 besloten heeft om, kort na een staakt-het-vuren met de overheid, diezelfde overheid opnieuw de oorlog te verklaren. De greep naar wapens, en waarom dat zo vaak de enige optie leek, staat centraal in het verhaal over de familie Pizarro en daarmee de Colombiaanse geschiedenis van de 20e eeuw.
De familie Pizarro kruiste Frieles pad toen hij als correspondent in Latijns-Amerika werkte en de toenmalige Colombiaanse ambassadeur in Nederland zou interviewen: Eduardo Pizarro (1949). In een artikel over Eduardo las hij de uitspraak: ‘Ik ben de zoon van een admiraal, de broer van twee dode guerrillero’s en we waren allemaal communisten.’ Frieles interesse was gewekt.
Hij begint het verhaal bij het huwelijk van de eerste generatie in 1947, een jaar voordat de veelbelovende liberale politicus Jorge Eliécer Gaitán vermoord wordt en La Violencia uitbreekt, een periode van twee decennia van hevig maatschappelijk geweld dat ongeveer 200.000 Colombianen het leven zouden kosten en de rest van de eeuw zou tekenen.
De familie Pizarro bestaat uit Pizarro sr., ‘de Admiraal’ genoemd vanwege van zijn functie in de Colombiaanse marine, en zijn vrouw Margot Leongómez, dochter uit een voorname Colombiaanse familie. Ze trouwen in 1947 en krijgen vijf kinderen, van wie Carlos de bekendste is. Hij was een van de mede-oprichters en de laatste comandante general van guerrillabeweging M19, die bekendstond om haar spraakmakende acties in de jaren 70 en 80. Zo beroofden ze op spectaculaire wijze het leger, door een tunnel naar het wapendepot te graven. Nadat de groep in 1990 de wapens neerlegde, stelde Carlos zich kandidaat voor de presidentsverkiezingen. Die droom werd nooit bewaarheid: hij werd tijdens een binnenlandse vlucht doodgeschoten – de opdrachtgevers zijn nooit bekend geworden. Niet alleen Carlos; alle vijf de kinderen Pizarro worden in de jaren zeventig geraakt door de enorme ongelijkheid in hun land en aangetrokken door de roep om sociale verandering die onder hun generatiegenoten klinkt. Midden in de Koude Oorlog wordt die roep al gauw gekaapt door de Grote Politiek. De oudste twee broers, Juan Antonio en Eduardo, worden lid van de Partido Comunista Colombiano, maar keren die na een paar jaar teleurgesteld de rug toe. Eduardo blijft zijn leven lang een progressieve intellectueel; Juan Antonio wordt zakenman. Carlos, zus Nina en jongste broer Hernando sluiten zich wél aan bij de gewapende strijd. Nina trekt zich daar later uit terug, Hernando raakt betrokken bij een gruwelijke moordpartij in het dorpje Tacueyó en wordt uiteindelijk zelf ook vermoord.
De keuze voor de gewapende strijd in Colombia stond ook in Nederland weer even volop in de belangstelling nadat afgelopen week de memoires van ex-Farc-strijder Tanja Nijmeijer verschenen. De vraag waarom het voor sommige mensen een logische keuze is om de overstap te maken van theorieën over een eerlijker samenleving naar een aanslag in een bus of de ontvoering van een zakenman, zorgde ook hier voor verhitte discussies. De reacties gaven blijk van weinig ruimte voor begrip of nuance: vooral online wordt Nijmeijer met kortzichtige verwensingen weggezet. Maar lijkt de discussie hier ongenuanceerd, in Colombia zelf is dat veel sterker het geval. Wie in de winkel boeken over oud-guerrilleros zoekt, moet zoeken bij de H van held of de S van schurk. Iets daartussenin bestaat niet. Misschien is dat ook wel de reden dat het verhaal van de bekende familie Pizarro nog niet eerder is opgeschreven, denkt Friele. Een Colombiaanse journalist had wel kant móeten kiezen, en het gegeven dat hij dat niet zou doen droeg er waarschijnlijk aan bij dat de familie hem in vertrouwen nam, vertelt Friele, die na het verschijnen van De Pizarro’s, half oktober, een weekje vrij heeft genomen om op adem te komen. Geen overbodige luxe; de kloeke hardcopy van ruim 500 pagina’s en 1,2 kilo heeft hem zes jaar gekost, verdeeld in tientallen korte bezoeken aan Colombia en meer dan honderdvijftig interviews verspreid over de jaren.
Hoe kijkt de familie zelf naar hun verleden, en hoe praten de drie verschillende generaties erover?
“De eerste generatie, die van de Admiraal, dacht het land de moderniteit in te gaan helpen. Dat liep anders, wat vanaf eind jaren veertig voor veel geweld zorgde. De manieren om dat geweld in te perken, botsten weer met de rebellie van de jaren zestig; de wens van de jonge generatie om de luiken open te gooien. En, zoals Eduardo het mooi zei: ‘rebelleren in Berkeley was iets anders dan rebelleren in Bogotá’. Gevolg was dat ze allemaal snel tot aan hun nek in de koude oorlog zaten. Een deel koos voor de gewapende strijd, maar in meer of mindere mate trokken ze allemaal naar de guerrilla. Dat heeft invloed op de familie. Dan worden er ook nog twee mensen doodgeschoten. Hoe ga je daarmee om? Degenen die het overleefd hebben, zijn de meer gesloten types. Vooral de twee oudere broers zijn vrij gesloten, en moeder Margot hield over bepaalde delen van het verleden ook liever ‘het doosje gesloten’. Dat heeft weer een stempel gedrukt op de manier waarop in de familie over het verleden wordt gepraat. Onderling praten ze nog altijd weinig over het verleden, al probeert de derde generatie dat te veranderen.”
Dat verleden komt op verschillende momenten samen met de Colombiaanse geschiedenis van de tweede helft van de 20e eeuw én de wereldgeschiedenis. De combinatie van ingebakken sociale ongelijkheid, een wereldwijde beweging van jongeren die verandering opeisen én de enorme invloed van de Koude Oorlog, zorgt ervoor dat in het Colombia van de jaren zeventig en tachtig tal van guerrillagroepen ontstaan. De sociale misstanden die daarvoor aanleiding gaven waren niet uitzonderlijk; opstandige jongeren die sociale bewegingen vormen waren dat evenmin. Waarom dit in Colombia dan zo’n unieke geschiedenis heeft opgeleverd, waarom we allemaal de Farc kennen, hoe de guerrilla de opkomst van de internationale cocaïnehandel kruiste en hoe die opstandige jaren zeventig uitliepen in de gewelddadige jaren negentig en nul en – na véle mislukte pogingen – in 2016 werden afgesloten met Vredesakkoorden tussen de Farc en de toenmalige regering: het komt allemaal aan bod in het indrukwekkende familie-epos.
Het boek vertelt niet alleen geschiedenislessen, het draait ook om de consequenties die de beslissingen van de vijf kinderen hebben gehad, voor elkaar, hun ouders, hun kinderen en geliefden.
Heb je je zorgen gemaakt over de gevolgen die het oprakelen van het verleden binnen de familie zou hebben?
“Daar heb ik wel over nagedacht. Voor het boek hebben alle personen wel met mij gesproken, maar nog altijd nauwelijks met elkaar. Het heeft dus geen catharsis opgeleverd. Natuurlijk heeft elke familie zaken waar niet over gesproken wordt, maar dit boek heeft heel duidelijk gemaakt waar de pijnpunten liggen. In al die jaren ben ik natuurlijk ook achter veel persoonlijke zaken gekomen, maar die heb ik grotendeels uit het boek gelaten. Ik ben dus weggebleven van de meeste liefdesgeschiedenissen, behalve als ze iets zeiden over de tijdsgeest.
Sommige verhalen zijn ook pas kort bekend: zoals de geschiedenis van een van de broers, Hernando. Pas vorig jaar kwam naar buiten dat hij door de Farc gedood is. Dat was een grote schok, binnen en buiten de familie. Veel Colombianen wisten niet eens van zijn bestaan: had Carlos Pizarro een broer? Het was enerzijds goed om te weten wat er nu precies gebeurd was, maar het rakelde ook de hele geschiedenis op van de moordpartij bij het dorp Tacueyó, waar Hernando bij betrokken was. Dat is voor de familie ontzettend pijnlijk, daar wordt niet over gepraat. Voor Eduardo en Juan Antonio is het simpelweg te pijnlijk, terwijl de kinderen van Hernando het er wel over willen hebben.
De familie heeft een eerste vertaling ontvangen; sommigen hebben wat hoofdstukken gelezen, anderen het hele manuscript. Ieder kijkt er op een eigen manier naar. Eduardo had al met al liever niet gehad dat het boek uitkwam, denk ik. Ergens schrijf ik dat Carlos en Hernando samen medeverantwoordelijk zijn geweest voor tientallen doden. Dat viel bij Eduardo totaal verkeerd: hij vond dat je dat zo niet kan zeggen. Terwijl de derde generatie hier veel eenduidiger over oordeelt: het zijn óók moordenaars, dat is gewoon zo. Ik was even bang dat er ruzie zou ontstaan vanwege de verschillende opvattingen binnen de familie. De spanningen waren er, maar zijn weer gaan liggen. They agree to disagree, zeggen ze zelf.”
In hoeverre staat deze familie symbool voor de geschiedenis van Colombia? En verlies je door de focus op zo’n prominente familie, niet een grote groep Colombianen uit het oog?
“Er zijn natuurlijk miljoenen arme Colombianen die harder of even hard geraakt zijn door de geschiedenis. Daar ben ik me zeker bewust van. Maar de Pizarro’s werden niet alleen geraakt door de geschiedenis, zij máákten de geschiedenis. En ze werden door de gevolgen geraakt. Daarom is hun verhaal zo veelzeggend. Toen ik hun verhaal op het spoor kwam herkende ik direct alle actoren erin. Ik dacht: hier zit alles in wat de geschiedenis in Colombia heeft gemaakt. Later zag ik hoe de verschillende personen door alle gebeurtenissen zijn geraakt. De familie heeft veel smaken: een zakenman, drie guerrillero’s en een intellectueel die zich altijd is blijven inzetten voor de vrede. Nog steeds is Eduardo bezig met wat een land nodig heeft om zich te kunnen verzoenen. Ook de ontwikkeling van Nina vond ik bijzonder: zij kon de oorlog gewoon niet meer aan en heeft zich teruggetrokken op het platteland. Ook daar helpt ze op haar manier anderen.”
Zij is nota bene getrouwd met een oud-militair, lezen we in het boek.
“Ja, toen ik dat las dacht ik: hoe kán dat? De eerste keer dat ik bij Nina en haar man op bezoek ging, was ik ook best zenuwachtig. Ik had een bepaald beeld bij een Colombiaanse militair. Maar hij was heel joviaal en open. Emotioneel ook nog behoorlijk gewond, door al die oorlogsjaren. Maar het mooie was: de oorlog lag echt ver achter zich. De eerste jaren van hun relatie hebben ze alleen maar over de oorlog gepraat, álles besproken wat ze hadden meegemaakt. Ze waren er niet trots op, ze vonden het ook niet leuk om erover te praten, maar ze konden het wel. Dat was hun ‘oorlogsbelasting’, zeggen ze zelf. Dat laat ook zien hoe belangrijk het is om erover te praten, voor het verwerkingsproces.”
Dat verwerkingsproces van Colombia, hoe staat het daar nu mee?
“Op papier ziet het er fantastisch uit, zoals wel vaker in Colombia. Maar de praktijk is moeilijk. Internationaal worden deze instrumenten – de Vredesakkoorden, de Jurisdicción Especial para la Paz, een waarheidscommissie – gezien als dé manier om uit zo’n conflict te komen. Maar het duurt allemaal ontzettend lang. Een eerste dossier kost al vijf jaar, de waarheidscommissie is nog altijd met niets gekomen. En nu de gewelddadigheden weer oplaaien, worden mensen bang om de waarheid te spreken.
Tegelijkertijd: er gebeurt wel degelijk iets. Het document van de JEP over de ontvoeringen van de Farc heeft ontzettend veel betekend. Mensen wisten het, maar nu staat het zwart op wit. De Farc heeft haar verantwoordelijkheid ook erkend: we hebben 21297 mensen ontvoerd, 696 geëxecuteerd. Die erkenning is voor slachtoffers heel belangrijk.
Tijdens mijn vele bezoeken aan Bogotá kwam ik vaak langs de rechtbank waar de demobilisatie van de paramilitairen bezig was. Dat begon al in 2005, ik was er in 2015. Nog steeds kwamen daar elke dag voormalig paramilitairen hun verhaal doen. Het gaat zo langzaam.”
Wat zijn daar de gevolgen van?
“Soms denk ik: als het zo lang duurt, werkt het dan wel? Zou het niet beter zijn om het in een paar jaar af te handelen? Maar dat moet maar net kunnen: er moet budget zijn, de regering moet bereidwillig zijn. En dit proces is ook vrij nieuw. Colombia is een van de weinige landen met een vredesproces op zo’n schaal. Er zijn in andere landen, Argentinië, El Salvador, Peru, wel waarheidscommissies geweest, maar het geheel is niet op deze manier opgetuigd. Het was een van de eerste vredesprocessen die onder de Statuten van Rome (de juridische basis waarop het Internationale Strafhof is gebaseerd, in 1998 opgezet, RS) vielen. Ter vergelijking: de demobilisatie van de M-19, in 1990, dat was een kwestie van wapens inleveren en succes verder. Er was geen waarheidscommissie.”
Uit het boek blijkt goed wat een ongelooflijke impact de Koude oorlog heeft gehad voor het verloop van de Colombiaanse geschiedenis. Was dat van tevoren een belangrijk element voor je?
“Nee, dat was misschien wel de grootste verrassing van dit boek, voor mijzelf ook: ik kende de feiten, maar de enorme impact had ik me niet gerealiseerd. De Pizarro’s volgden guerrilla-training op Cuba, Eduardo bezoekt Moskou, Juan Antonio Oost-Berlijn. Hoe Colombia de geopolitiek kruist is symbolisch voor die jaren. Die drie niveaus heb ik geprobeerd te ontleden: de familie, Colombia en de wereldgeschiedenis. Dat vond ik een van de fascinerendste dingen: hoe alles met elkaar verbonden was toen. Ook de relatie tussen Nina en Rafael: beiden getraind, door twee kanten, hij door ex-Vietnamveteranen en zij op Cuba. Dat is toch bijna magisch realisme.
Voor mij doet dit element het boek de regio overstijgen. Maar gek genoeg krijg ik op dat punt weinig reacties. Onze generatie is daar denk ik weinig mee bezig: die tastbare invloed van de VS in Latijns-Amerika, wat daar allemaal is gebeurd. En misschien is het voor de generaties vóór ons een bekend verhaal, past het in wat ze kennen over Chili, El Salvador, Nicaragua.”
Telkens wanneer er een progressief figuur opstaat, dan weten de machthebbers daar hardhandig een stokje voor te steken, zo blijkt wel uit het boek. Hoe zie je dit mechanisme in het huidige Colombia terug?
“Het brute ingrijpen vanuit de machthebbers bij prominente progressieve figuren – zoals gebeurde met de moord op Carlos – dat zie ik nu niet meer gebeuren. Zeg nooit nooit, maar zelfs de bruten in Colombianen zien geloof ik dat dát niet meer kan. Wel is er nu veel geweld richting de lagere leiders, zij het wat minder georganiseerd. Toch hoorde ik tijdens de protesten eerder dit jaar zorgen, over een tendens terug naar de jaren negentig. Er gingen verhalen rond over paramilitairen in de steden, en ik proefde bij Eduardo de angst voor zijn nichtjes, die politiek actief zijn. Zij ontvangen al jaren bedreigingen, vooral online, maar nu was het heel ernstig. Het waren heel gepolariseerde tijden.”
Hoe verhoudt die derde generatie – de kleinkinderen van de Admiraal en Margot – zich tot het engagement van hun ouders?
“Aanvankelijk had ik de kleinkinderen uitgebreider willen portretteren, maar gaandeweg vond ik dat het brandpunt echt ligt bij de tweede generatie: hun beslissingen hebben de meeste impact gehad op het verloop van de geschiedenis. Maar de derde generatie vond ik wel heel bijzonder. Ze zijn creatief, kunstzinnig en allemaal bezig met hoe ze Colombia kunnen verbeteren. De meesten op een apolitieke manier, en zeker zonder wapens. Alleen Maria José en Maria del Mar zijn de politiek in gegaan. Dat vind ik mooi, dat zij het wél op die manier proberen. Het laat ook zien wat er mogelijk is: jongeren laten hun stem horen, zijn politiek actief. Ook op andere vlakken is er meer ruimte: Maria del Mar is bijvoorbeeld biseksueel, wat in de familie totaal geen issue is. Dat is ook een verworvenheid. De politiek-gewapende strijd heeft dan niet veel opgeleverd, op het gebied van individuele vrijheden is er veel bereikt.”
Robert-Jan Friele (1978) studeerde Nederlands en journalistiek. Hij werkte bij het Dagblad van het Noorden en Het Parool. Van 2008 tot 2012 was hij correspondent in Latijns-Amerika voor verschillende media. In 2012 werd Friele genomineerd voor de journalistieke prijs De Tegel, vanwege zijn interview met Tanja Nijmeijer. Momenteel werkt hij als chef nieuws voor de Volkskrant.
Vond je het als buitenstaander lastig om geen oordeel te vellen?
“Het was wel lastig om weg te blijven van de romantiek van de revolutie. De meeste ex-guerrillero’s praatten met veel romantiek over die tijd, daar moest ik voor oppassen. En M-19 dééd ook ontzettend ludieke dingen, de acties waren creatief en vol humor. Ze roofden een zwaard, groeven een tunnel, namen een televisiestation over. Het lijken kwajongensstreken als je daarover leest. Gelukkig waren er ook genoeg mensen heel kritisch. Zo kreeg ik van iemand videobeelden van M-19: hoe ze een aantal dorpen innamen. Dat was gespeend van alle romantiek. Iedereen was natuurlijk hartstikke bang. Maar dat hebben ze weggedrukt, hoe naar het was.
Ik moest mijn eigen oordeel leren vertrouwen, dat ging steeds bezig naarmate ik er vaker was en zo veel mensen sprak. Dat was ook de reden dat Eduardo het op prijs stelde dat iemand van buitenaf hun verhaal zou opschrijven. Binnen Colombia zijn er maar twee smaken: of je schrijft over terroristen en moordenaars, óf je schrijft over helden. Iets in het midden bestaat niet. En toch zijn het vaak helden én moordenaars, zoals Carlos. Ik wilde daar een balans in vinden, geen kant kiezen.
En zelfs de keuze voor de wapens begrijp ik ergens wel, al keur ik het niet goed. In die tijd zagen veel mensen het echt als de enige manier om verandering teweeg te brengen. De tragische constatering is natuurlijk dat het Colombia zo weinig heeft opgeleverd.”
De Pizarro’s – Eén familie, drie generaties en honderd jaar strijd in Colombia. Meulenhoff; 512 pagina’s; 29,99 euro.
reageren