Interoceánica – Gesprek bij dageraad
Samen met zijn vrouw reist Jasper Vervaeke van Lima naar Rio de Janeiro, van de Stille naar de Atlantische Oceaan, dwars door het hart van Zuid-Amerika. Hij laat zich inspireren door sociale en actuele ontwikkelingen en bijzondere ontmoetingen. Op conSentido deelt hij regelmatig een fragment uit zijn reisdagboek.
Gesprek bij dageraad
Lima, Peru, 3 november 2019
Midden in de nacht word ik wakker. Normaal gezien kan ik de slaap meteen weer vatten, maar nu niet, de jetlag speelt me nog parten. Urenlang lig ik in de donkere kamer te luisteren naar het gezoem van de ventilator, de ratelende ijskast, de stemmen in mijn hoofd.
Wanneer er licht door de kieren van het raam en de deur begint te glippen, besluit ik naar buiten te gaan. Ik neem mijn telefoon, boek en schrift, sluip de kamer uit en ga zitten aan het tafeltje dat voor onze deur in de gang staat, naast de keuken.
Even later hoor ik geluiden in huis: iemand daalt de stalen wenteltrap af, gaat de badkamer binnen, poetst zijn of haar tanden, spoelt het toilet door. Het is G, de gastvrouw van het pension – niet de eigenares. Ze verschijnt in de keuken en vraagt of ik koffie wil.
‘Graag.’
Enkele minuten later reikt ze me een kop aan.
‘Melk of suiker?’
‘Nee, dank u. Zwart is goed. Hoe drinken de Peruanen hun koffie meestal?
‘Geen idee,’ zegt ze. ‘Ik ben hier nog maar een half jaar. Ik kom uit Venezuela.’
‘Ah.’
Staand in de keuken, op fluistertoon, om niemand wakker te maken, vertelt G haar verhaal, haar persoonlijke variatie op het relaas van de miljoenen Venezolaanse vluchtelingen die door Zuid-Amerika zwerven. Zij die de middelen hebben, zoals G, ontsnappen met de bus of het vliegtuig; zij die de middelen niet hebben, te voet. Maar het wordt steeds moeilijker, het regime wilt niemand laten gaan, en G, die met het vliegtuig naar Lima is gekomen, moest alle registers opentrekken om de autoriteiten ervan te overtuigen dat ze haar dochter, die al in Lima woonde, alleen maar ging bezoeken, dat ze haar retourticket twee weken later wel degelijk zou gebruiken. Maar dat deed ze natuurlijk niet.
‘Godzijdank zijn we er ook in geslaagd om mijn man naar hier te halen. Nu zijn we hier samen. Mijn man en ik blijven voorlopig in Peru. Mijn dochter en kleinzoontje gaan proberen om mijn schoonzoon achterna te reizen. Die zit in Los Angeles. In Venezuela was ik al even met pensioen. Ik heb vijfendertig jaar als lerares lichamelijke opvoeding gewerkt. Maar op den duur was mijn pensioen amper 4 dollar waard, door de inflatie. Probeer daar maar eens mee te overleven.’
Ze vertelt het allemaal ingetogen, zonder drama, als was het niet zo ingrijpend als het in werkelijkheid moet zijn, je leven in duigen zien vallen halverwege de zestig, alles achterlaten en ver van huis van nul opnieuw beginnen. Hier in het pension poetst ze de kamers en ontvangt ze de klok rond de gasten, tegen kost en inwoning en een bescheiden loon, waarvan ze dan nog een deel naar haar zus in Venezuela stuurt, op een illegale manier, want Maduro blokkeert de legale geldtransfers uit het buitenland.
We horen iemand de trap afdalen. G’s man. We groeten elkaar, G schenkt koffie voor hem in, hij smeert chocopasta op een broodje en sluit zich aan bij het gesprek. In Venezuela was hij verzekeringsagent, vertelt hij, hier schoonmaker. Waar en wat hij poetst, durf ik niet te vragen.
‘Op een gegeven moment,’ zeg ik, ‘leek het toch even dat Maduro zou vallen.’ Ik herinner me de kortstondige aandacht voor Venezuela in de Vlaamse pers in januari, toen oppositieleider Guaidó zichzelf uitriep tot legitieme president en Maduro aan het wankelen leek te brengen; de kortstondige persaandacht gevolgd door de gebruikelijke stilte, toen bleek dat de omwenteling te lang op zich liet wachten. Mensen die traag sterven van de honger, hebben nu eenmaal geen nieuwswaarde.
‘Maduro heeft de touwtjes nog stevig in handen,’ verzekert G’s man. ‘Zolang hij zijn generaals aan zijn zijde heeft, staat hij sterk. En dat is geen probleem, want hij heeft hen gepaaid met geld en privileges. Ze weten dat als Maduro valt, zij mee de dieperik in gaan.’
G en haar man vertellen over de hypocrisie van wijlen Chávez en Maduro, die het volk inpeperen dat rijk zijn slecht is, terwijl ze zelf over de hele wereld villa’s bezitten, dineren in sterrenrestaurants, en terwijl hun kinderen rondrijden in Ferrari’s.
‘En ondertussen is er in Venezuela niks meer. Geen eten, geen water, geen elektriciteit, geen medicijnen, geen leraars. Een liter petroleum is tegenwoordig goedkoper dan een liter water, stel je voor.’
G’s man lacht, gaat dan verder op serieuze toon. ‘Zolang je gezond bent, kun je overleven. Wie ziek valt, is gezien. Mijn nichtje van acht kreeg op een dag last van haar nieren. Haar ouders brachten haar naar het ziekenhuis, ze had een dialyse nodig, maar die konden ze haar niet geven. In plaats daarvan raakte ze besmet door een ziekenhuisbacterie. Ze is gestorven.’
reageren