Op de begrafenis van zijn grootmoeder besefte regisseur Daniel Aragão, geboren in 1981, Recife, dat zijn generatie stadsbewoners wel eens de laatste zou kunnen zijn met herinneringen aan het achterland waar hun ouders en grootouders oorspronkelijk vandaan kwamen. Tijdens die begrafenis schoten hem tientallen vergeten verhalen te binnen, die hem tot de vraag brachten: ‘waarom geeft mijn generatie helemaal niets om die oorsprong?’ Het idee voor Boa sorte, meu amor was geboren, zijn eerste lange speelfilm.
Dirceu, een 30-jarige sloper uit Recife, heeft het verleden begraven, nooit denkt hij aan zijn familie, waarvan de wortels op het platteland in het noordoosten liggen. Elke dag ziet hij in een razend tempo de stedelijke omgeving waarin hij leeft volkomen ongecontroleerd veranderen – een proces waaraan hij zelf meewerkt. De vrolijke muziekstudente Maria (Christiana Ubach), met wortels in dezelfde streek als Dirceu, leeft in onmin met haar dagelijkse werkelijkheid; voor haar is niets zoals het eigenlijk zou moeten zijn. Als de twee elkaar ontmoeten, ziet Dirceu zich gedwongen zijn afwijzende houding ten opzichte van zijn verleden onder ogen te zien.
Aragão vertelt dit persoonlijke verhaal in expressionistisch ogende zwart-witbeelden – een ‘anti-romance’ over de confrontatie tussen muziek en stilte, tussen close-up en wide shot, tussen de intense emotionaliteit van het gezicht en de enorme ruimte om ons heen.